Die ochtend werden we wakker gemaakt door de provodnik, over een half uurtje zouden we arriveren in Datong. Buiten was het mistig en regenachtig. Grauwe industrie en flats gleden voorbij tussen de regendruppels op het raam. We stapten op het hoofdstation van Datong uit en zouden opgewacht worden door een gids die ons naar het hotel zou brengen. We zagen niemand staan met en bordje dus bewogen we met de mensenmassa mee naar de uitgang van het station. Achter de draaihekjes stond een Chinese man ons op te wachten en op een één of andere manier wisten we wie we zijn en hij bracht ons naar ons hotel, naast het station. We checkten in, namen een douche en wilden uiteindelijk Chinese Yuan halen bij de pinautomaat in de lobby. Het apparaat kwam bij ons niet verder dan het scherm waarop je je pincode diende in te voeren, verder niet. De receptioniste snapte het niet, de hoteldirecteur ook niet maar die adviseerde ons om verder op in de straat naar de bank te gaan en het daar te proberen. Aldaar het zelfde en de manager adviseerde ons om naar de grote stat te gaan als Beijing of Shanghai want in de grote stad (Dating heeft ongeveer 1,5 miljoen inwoners). Euro’s wisselen kon niet, alleen Amerikaanse Dollars. Terug naar het hotel om door de gids naar onze excursie geleidt te worden maar hij wist wel een mogelijkheid om aan Chinese Yuan te komen.
We werden in een klein lokaaltje met oud meubilair ontvangen. Achter een houten bureautje zat een manager die ons welkom hete. Verder zat er al een Italiaanse man, een Nederlands echtpaar en wat toeristen uit Singapore en Zuid-Korea. De Nederlanders waren geïnteresseerd om geld te wisselen en met een lichte teleurstelling ontdekte de manager dat wij Euro’s hadden en geen Amerikaanse Dollars, maar daar maakte hij een uitzondering voor. Wij telde onze biljetten om te wisselen en uit de bureaula haalde hij het bedrag in Chinese Yuan er uit. Na het geld wisselen werden we door een vrouwelijke gids een bus ingeleid en reden we naar een partycentrum, een centrum wat er uit zag als een uit de kluiten gewassen Chinees restaurant in Drenthe. We werden een lawaaierige zaal binnen geleid en kregen een ontzettend rommelige tafel die uitgeruimd werd. Een groot draaiend tableau werd op tafel gezet met allerlei gerechten en sauzen. We kregen de bekende stokjes en we diende ons zelf te redden met dit bizarre buffet. Na een ongemakkelijke maaltijd moesten we als buitenlanders ook nog op de foto met een jarig meisje, die wel aardig goed Engels sprak voor een zeven jarige, die verkleed was als Assepoester. Op eens verscheen de gids en werden we naar de bus geleidt om naar de hangende tempels van Huayang te gaan. Eigenlijk zouden we ook een rondleiding binnen in de tempels krijgen, maar vanwege de regen werd de toegang geweigerd. Of de het pad naar de de tempels te glad was, of weggespoeld of dat door de regen de tempels te zwaar waren geworden en ons gewicht er niet meer bij kon was onduidelijk. Wel kregen we van de gids geld terug omdat, we blijkbaar, voor de toegang hadden betaalt.
Na de hangende tempels werden we weer de bus ingeleid om naar de grote Boeddhabeelden van Yungang te kijken, welk zwart gekleurd waren door de nabijgelegen kolen mijnen. Na ongeveer een uur rijden door de regen arriveerden we op een immense parkeerplaats met heel veel identieke bussen. De gids nam ons mee naar een poort welk niet alleen als toegangspoort met pretparkcontrole diende maar ook als viaduct waar, als je geluk hebt, goederentreinen met kolen overheen rijden. Daarna kregen we een rondleiding door een tempel complex waar we niet binnen mochten fotograferen, maar buiten wel. Uit een traditie kregen we een soort van vrucht wat we verwachte dat het onze bek zou uitbranden. Water was zeker nodig, niet om te blussen maar om de droogte in je mond tegen te gaan. We kregen en verhaal over Boeddha en waarom hier al die beelden zijn verschenen. Boeddha kwam op zijn reis hier een gouden boom tegen of een wensenboom. Er was in ieder geval een warrig religieus verhaal over en de boom hadden ze nagemaakt en helaas was het goud glanzend en niet dofzwart door de kolengruis. Daarna liepen we naar de rotswand waar de Boeddhabeelden zijn uitgehakt. Sommigen waren groot, sommigen waren klein, anderen oud en anderen weer heel oud en sommigen hadden een soort van eigen grot en sommigen waren in de wand uitgehakt. Geen een was zwart door het kolengruis wel werd verteld dat hier al eeuwenlang kolen werden gewonnen. Tussen het kijken naar de Boeddhabeelden werden we de hele tijd benaderd door Chinese toeristen die met ons op de foto wilden en als ze vroegen waar we vandaan kwamen zegde Nederland, Holland en Amsterdam hun weinig. Rotterdam en Eindhoven kenden ze dan weer wel.
Die avond namen we plaats bij een simpel restaurantje in de plint van een grauwe flat. Het regende nog steeds en de vloer zag door de regen er een beetje onsmakelijk nat uit. Het tafeltje kleefde net als het plastic plantje in het potje op de tafel. Een menukaart was er niet. Met Chinees en gebaren werden we er op gewezen dat de menukaart als een poster aan de muur hing, in het Chinees met plaatjes. Ik heb geen idee wat het was maar ik wees iets aan wat er wel smakelijk uit zag. Ik bestelde er een biertje bij, althans het werd mij aangeboden maar weigerde het licht bruin uitziende vieze glas. Ondanks dat ik niet wist wat ik bestelde, het zelfde geldt voor mijn vader, was het ontzettend lekker. Bang om bij deze zaakjes voedselvergiftiging op te lopen had ik niet meer nadat ik wist dat al het groente en vlees op hoge temperaturen gewokt worden. Het probleem met onze gerechten was dat ze op het eerst niet pittig leken, maar na een tijdje begon de pittigheid in te treden en kregen we enorme dorst. We liepen terug naar het hotel langs een supermarkt om het nodige water, bier en chips te kopen voor de avond. Want die avond regende het zo goed door dat we geen zin hadden om Datong te gaan verkennen.
De volgende morgen regende het nog steeds en na het ontbijt, waar je de keuze had uit gefermenteerde eieren of Britse worstjes, gingen we de stad in. Naar het centrum lopend stuitte op een ondergelopen kruispunt. Normaal zou ik zo door een plas lopen maar deze was zo diep dat ik ook niet de bodem zag en we besloten maar om het zekere voor het onzekere te nemen en een stukje om te lopen in plaats van in een Chinees riool weg te zakken. Als je het centrum van de stad nadert verwacht je meer oudere gebouwen, straat patronen die organisch zijn ontstaan en meer gezelligheid. Niets is minder waar in Datong, de betonnen flats werden hoger en we stuitte op de grote oud grijze stadsmuur van Datong met prachtige poorten en uitkijktorens alleen diende de verdedigingskracht nog gegraven te worden de gebieden waar looppaden en pleinen kwamen waren al geëgaliseerd en voorzien van pallets natuursteen om gelegd te worden. Toch moesten we dit werk even vernielen om richting de stadspoort van Datong te gaan. Ik wil niet zeggen dat de stadspoort en muur er Anton Piek uitzagen, maar door de redelijke recente aanleg er van had het wel meer weg van een achtbaan ingang dan een ingang van een middeleeuwse stad.
Het vermoeden was gewekt dat we binnen deze stadsmuur geen authentiek Datong zouden aantreffen. Wat authentiek was, meestal oude jaren flats en restanten van hutongs, waren gesloopt, half gesloopt of nog bewoond welk met een wirwar van elektriciteitsdraden zijn verbonden. Straten waren al deels gesloopt of overspoeld door modder van de vele braakwerkzaamheden en braakliggend terrein in het oude centrum van Datong. We wandelde tussen deze flats en afgebroken hutongs en verbaasde ons erover dat er soms in een vervallen hutongstraat nog hele gezinnen woonden. Het is misschien vreemd om als westerling te treuren van de afbrak van dit Chinees cultureel erfgoed maar als je je bedenkt dat de blauwe toilet gebouwtjes die elke straat rijk is stinken en overlopen. Als ik hier zou wonen zou ik maar ook al te graag uitkijken naar een flat met riolering en verwarming en bij voorkeur ook een nette schone straat. Een beetje zoals dat de oorspronkelijke bewoners maar al te graag uit de Jordaan weg trokken. Eigenlijk zou de gemeenteraad van Datong op nascholing moeten gaan naar Amsterdam om te leren hoe je van een krottenwijk de duurste buurt van het land maakt. Nu woon ik denk ik zelf ook liever in een grachtenpand dan in een kleine krappe hutong.
Hutongs zijn oude traditionele Chinese buurten en naar schijnt zijn ze ontstaan durende de Mongoolse dreiging van Djenghis Khan. Het lijkt me ook logisch om een dreiging van een nomadisch steppe volk op een kluitje te gaan wonen binnen een omheinde omgeving dicht bij elkaar. Hutong komt uit het Mongools (hottog) wat zoiets betekend als “rond de bron” betekend. Na de hutongs kwamen we in een houten tempelcomplex terecht, welk zoals verwacht redelijk recent was opgetrokken. Het hout rook nog vers en ongetwijfeld dat de lak nog niet droog was. De straten waren netjes aangelegd met Chinees natuursteen. Ergens in onze reisgids lazen we dat dit een oud complex betrof met een dertig meter hoge pagode gebouwd zonder spijkers. Een bijzondere prestatie maar met al deze moderne oudheid vraag ik mij af of het een authentieke pagode is.
Op de kaart die we hadden van Datong ontdekten we een authentiek stukja Datong. Ergens tussen alle bouwterreinen zou een stukje muur te zien zijn met daarop afbeeldingen van draken van geglazuurd steen. Alleen waar stonden we nu in Datong, de complexen om ons heen leken e ontbreken in de plattegrond maar het kruispunt konden we nog ontwarren. We moesten richting een moskee lopen die nergens te vinden was. De moskee was immers al gesloopt en werd er op de plaats gebouwd, net als de rest van de straat. Maar met wat ronddolen kwamen we bij deze muur uit. We moesten een klein bedrag betalen als entree en konden dan ongestoord genieten van deze geglazuurde muur met negen geglazuurde draken in reliëf. Di soort muren waren populair in China tijdens bij grote paleizen en optrekken van de adel. Deze muren zorgde voornamelijk voor privacy bij open zichtlijnen.
De rest van de middag besloten we om Datong verder te gaan verkennen en dat leverde de nodige bijzondere foto’s op. We vonden nog meer half afgebroken hutongs waar over de nog modderige wegen met plassen Chinezen nog naar en van hun woning tussen het puin liepen. Zo nu en dan kon je nog teken van leven vinden door middel van vuilnis, was of gereedschappen. Een onveilig gevoel gaf deze omgeving niet, misschien heeft het ook te maken met de aard van de Chinezen, hun economische positie of omdat ze zich meer richting op de toekomst na deze vreselijke erbarmelijke hutongs. Op een gegeven moment ontdekte ik dat we achtervolgd werden door een Chinees meisje in een zilverkleurig t-shirt en korte jeans. Ik zag haar de nodige keren opduiken in mijn ooghoeken Ze probeerde met ons contact te krijgen maar het enige wat ze sprak was Chinees. Engels, Duits of Russisch was haar vreemd en de vertaal app op haar Chinese slimmetelefoon functioneerde niet. Bij elk kruispunt maakte ze overdreven arm gebaren om ons in een richting te sturen. Uiteraard ahdden we ons eigen plan en negeerden haar aanwijzingen. Toen we uiteindelijk op een grote straat uitkwamen en met handen en voeten twee flesjes water kochten en het voor ons duidelijk was dat we vier oen we uiteindelijk op een grote straat uitkwamen en met handen en voeten twee flesjes water kochten en het voor ons duidelijk was dat we vier yuan dienden te betalen dook het meisje op om en haalde zonder schaamte vier yuan uit de portemonnee van mijn vader en overhandigde het aan de verkoper. Er waren ook geen extra yuan uit de portemonnee verdwenen wen mijn vader bedankte haar met een irritant overdreven intonatie in het Engels.
Na het voorval begaven we ons richting ons hotel. Het was even zoeken aan welke kant we van de “oude” stad waren en we dienden nog even een rondje te lopen voordat we de “oude” stad bij de juiste stadspoort verlieten. Ondertussen waren we haar kwijt en wandelde we rustig richting ons hotel door de beginnende regen. Onderweg wandelden we langs de diverse half afgebroken flats of flats welk zich probeerden te verschuilen achter bergen puin. We werden niet meer achtervolgd door het meisje en naarmate we dichter bij de stadspoort kwamen stagen deze moderne torens strak af tegen de oude torenhoge flats.
Nadat we ons hadden ontdaan van de natte kleding begon de avond schemer al te vallen. We gingen opzoek naar een restaurant in de buurt van het hotel en vonden al vrij snel een restaurant met een menukaart met foto’s aan de muur en wezen een gerecht aan wat ons lekker leek. Het eten werd weer in een grote wok bereidt en naast de wok werd het kindje van de restaurant uitbaters verschoond en in een wiegje gelegd naast de afwas. Bier hadden ze niet en na dat ik een mutsje ontdekte bij de restauranteigenaar werd mij duidelijk waarom, het was een islamitisch Chinees restaurant. Toen we het restaurant verlieten struikelde ik bijna over een chimpansee die werd uitgelaten door iemand. We liepen nog even langs het station toen we ontdekte dat het station in het donker versierd was door gekleurde neonverlichting. Terwijl we het silhouet van het station in de verschillende kleuren zagen langs komen werden we aangesproken door een klein zeven jaar oud jongetje op rolschaatsen welk feilloos Engels sprak.